Land | Italië |
Verdragsartikel | |
Datum getekend | 08 mei 1990 |
Datum van kracht | 03 oktober 1993 |
1. Interest afkomstig uit een van de Staten en betaald aan een inwoner van de andere Staat, mag in die andere Staat worden belast.
2. Deze interest mag echter ook in de Staat waaruit hij afkomstig is, overeenkomstig de wetgeving van die Staat worden belast, maar indien de genieter de uiteindelijk gerechtigde tot de interest is, mag de aldus geheven belasting 10 percent van het brutobedrag van de interest niet overschrijden.
3. Niettegenstaande de bepalingen van het tweede lid, is interest afkomstig uit een van de Staten, vrijgesteld van belasting in die Staat, indien:
a. de interest verschuldigd is door de Regering van die Staat, een van zijn staatkundige of administratieve onderdelen of plaatselijk publiekrechtelijk lichaam daarvan, of
b. de interest wordt betaald aan de Regering van de andere Staat, aan een van zijn staatkundige of administratieve onderdelen of plaatselijk publiekrechtelijk lichaam daarvan of aan instellingen of organen (daaronder begrepen financiële instellingen) die geheel eigendom zijn van die Staat, een van zijn staatkundige of administratieve onderdelen of plaatselijk publiekrechtelijk lichaam daarvan,
of
c. de interest wordt betaald aan andere instellingen of organen (daaronder begrepen financiële instellingen) uit hoofde van financieringen die door deze zijn verstrekt in het kader van door de Regeringen van de Staten gesloten overeenkomsten.
4. De bevoegde autoriteiten van beide Staten regelen in onderlinge overeenstemming de wijze van toepassing van het tweede en derde lid.
5. De uitdrukking 'interest', zoals gebezigd in dit artikel, betekent inkomsten uit overheidsleningen, obligaties of schuldbewijzen, al dan niet verzekerd door hypotheek, alsmede alle andere inkomsten die door de belastingwetgeving van de Staat waaruit de inkomsten afkomstig zijn, met inkomsten uit geldlening worden gelijkgesteld; zij omvat echter niet inkomsten die in artikel 10 zijn behandeld.
6. De bepalingen van het eerste, tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de uiteindelijk gerechtigde tot de interest, die inwoner is van een van de Staten, in de andere Staat waaruit de interest afkomstig is, een bedrijf uitoefent door middel van een aldaar gevestigde vaste inrichting, of in die andere Staat zelfstandige arbeid verricht vanuit een aldaar gevestigd vast middelpunt, en de vordering uit hoofde waarvan de interest wordt betaald, tot het bedrijfsvermogen van die vaste inrichting of tot het beroepsvermogen van dat vaste middelpunt behoort. In dat geval mag de interest in die andere Staat worden belast overeenkomstig de nationale wetgeving van die Staat.
7. Interest wordt geacht uit een van de Staten afkomstig te zijn, indien zij wordt betaald door die Staat zelf, door een staatkundig of administratief onderdeel, door een plaatselijk publiekrechtelijk lichaam of door een inwoner van die Staat. Indien evenwel de persoon die de interest betaalt, of hij inwoner van een van de Staten is of niet, in een van de Staten een vaste inrichting of een vast middelpunt heeft, waarvoor de schuld ter zake waarvan de interest wordt betaald, was aangegaan en deze interest ten laste komt van die vaste inrichting of van dat vaste middelpunt, wordt deze interest geacht afkomstig te zijn uit de Staat waar de vaste inrichting of het vaste middelpunt is gevestigd.
8. Indien, wegens een bijzondere verhouding tussen de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde of tussen hen beiden en een derde, het bedrag van de betaalde interest, gelet op de schuldvordering ter zake waarvan deze wordt betaald, hoger is dan het bedrag dat zonder zulk een verhouding door de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde zou zijn overeengekomen, vinden de bepalingen van dit artikel slechts op het laatstbedoelde bedrag toepassing. In dat geval blijft het daarboven uitgaande deel van het betaalde bedrag belastbaar overeenkomstig de wetgeving van elk van de Staten, zulks met inachtneming van de overige bepalingen van deze Overeenkomst.
5. Ad artikelen 10,11 en 12
Internationale organisaties, hun organen en functionarissen die zich op het grondgebied van een van de Staten bevinden, hebben in de andere Staat geen recht op de verminderingen of vrijstellingen van belasting voorzien in de artikelen 10, 11 en 12 met betrekking tot uit die andere Staat afkomstige dividenden, interest en royalty's, indien die inkomsten in de eerstbedoelde Staat niet aan een belasting naar het inkomen zijn onderworpen.
6. Ad artikelen 10,11,12 en 22
Wat betreft artikel 10, zesde lid, artikel 11, zesde lid, artikel 12, vierde lid, en artikel 22, tweede lid, mag de laatste zin die daarin is opgenomen, niet zo worden uitgelegd dat deze de in de artikelen 7 en 14 van deze Overeenkomst neergelegde beginselen buiten beschouwing laat.
7. Ad artikelen 11 en 12
Bij de vaststelling van de hoogte van de bronheffingspercentages waarin artikel 11, tweede lid, en artikel 12, tweede lid, voorzien, is rekening gehouden met de omstandigheid dat Nederland geen speciale bronbelasting heft op interest en royalty’s die worden betaald aan niet-inwoners.
Hierboven vindt u de tekst uit het belastingverdrag tussen Nederland en het betreffende land met betrekking tot dividenden en de bijbehorende protocolartikelen. Graag maken wij u erop attent dat het effectieve percentage bronbelasting kan afwijken van wat in het verdrag is bepaald, bijvoorbeeld door antimisbruikbepalingen in lokale wetgeving, etc.