Land | Letland |
Verdragsartikel | |
Datum getekend | 14 maart 1994 |
Datum van kracht | 29 januari 1995 |
1. Interest afkomstig uit een Verdragsluitende Staat en betaald aan een inwoner van de andere Verdragsluitende Staat mag in die andere Staat worden belast.
2. Deze interest mag echter ook in de Verdragsluitende Staat waaruit hij afkomstig is, overeenkomstig de wetgeving van die Staat worden belast, maar indien de genieter de uiteindelijk gerechtigde tot de interest is, mag de aldus geheven belasting 10 percent van het brutobedrag van de interest niet overschrijden.
3. Niettegenstaande de bepalingen van het eerste en tweede lid:
a. is interest afkomstig uit Nederland vrijgesteld van Nederlandse belasting indien de interest wordt betaald aan:
i). de Staat Letland, een staatkundig onderdeel of plaatselijk publiekrechtelijk lichaam daarvan;
ii). de Bank van Letland (centrale bank);
iii). een financiële instelling die eigendom is van of wordt beheerst door de Regering van Letland, daaronder begrepen de staatkundige onderdelen of plaatselijke publiekrechtelijke lichamen daarvan;
b. is interest afkomstig uit Letland vrijgesteld van Letse belasting indien de interest wordt betaald aan:
i). de Staat der Nederlanden, een staatkundig onderdeel of plaatselijk publiekrechtelijk lichaam daarvan;
ii). de Nederlandsche Bank (centrale bank);
iii). een financiële instelling die eigendom is van of wordt beheerst door de Regering van Nederland, daaronder begrepen de staatkundige onderdelen of plaatselijke publiekrechtelijke lichamen daarvan;
c. is interest afkomstig uit een Verdragsluitende Staat ter zake van een lening, gegarandeerd of verzekerd door een van de lichamen als genoemd of bedoeld in onderdeel a. of onderdeel b. en betaald aan een inwoner van de andere Verdragsluitende Staat uitsluitend belastbaar in die andere Staat;
d. is interest afkomstig uit een Verdragsluitende Staat uitsluitend belastbaar in de andere Verdragsluitende Staat indien de genieter een inwoner van die andere Staat is en deze genieter een onderneming van die andere Staat is en de uiteindelijk gerechtigde van de interest is, en:
i). de interest wordt betaald ter zake van een schuld ontstaan uit de verkoop op krediet van koopwaar of nijverheids-, handels- of wetenschappelijke uitrusting door die onderneming, aan een onderneming van de eerstbedoelde Staat, behoudens waar het een verkoop of schuld betreft tussen gelieerde personen; of
ii). deze interest wordt betaald ter zake van een lening van welke aard ook met een looptijd van langer dan een jaar, verstrekt aan een onderneming door een bank die als zodanig is erkend volgens de wettelijke bepalingen in die andere Staat.
4. De bevoegde autoriteiten van de Verdragsluitende Staten regelen in onderlinge overeenstemming de wijze van toepassing van het tweede en derde lid.
5. De uitdrukking 'interest', zoals gebezigd in dit Artikel, betekent inkomsten uit schuldvorderingen van welke aard ook, al dan niet verzekerd door hypotheek, doch niet aanspraak gevend op een aandeel in de winst van de schuldenaar, en in het bijzonder inkomsten uit overheidsleningen en inkomsten uit obligaties of schuldbewijzen, waaronder begrepen de aan zodanige leningen, obligaties of schuldbewijzen verbonden premies en prijzen. In rekening gebrachte boete voor te late betaling wordt voor de toepassing van dit Artikel niet als interest aangemerkt.
6. De bepalingen van het eerste, tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de uiteindelijk gerechtigde tot de interest, die inwoner is van een Verdragsluitende Staat, in de andere Verdragsluitende Staat waaruit de interest afkomstig is een bedrijf uitoefent door middel van een aldaar gevestigde vaste inrichting, of in die andere Staat zelfstandige arbeid verricht vanuit een aldaar gevestigd vast middelpunt, en de vordering uit hoofde waarvan de interest wordt betaald, tot het bedrijfsvermogen van die vaste inrichting of tot het beroepsvermogen van dat vaste middelpunt behoort. In dat geval zijn, naar gelang van het geval, de bepalingen van Artikel 7 of Artikel 14 van toepassing.
7. Interest wordt geacht uit een Verdragsluitende Staat afkomstig te zijn indien de schuldenaar inwoner is van die Staat. Indien evenwel de persoon die de interest betaalt, of hij inwoner van een Verdragsluitende Staat is of niet, in een Verdragsluitende Staat een vaste inrichting of een vast middelpunt heeft, waarvoor de schuld ter zake waarvan de interest wordt betaald, was aangegaan, en deze interest ten laste komt van die vaste inrichting of van dat vaste middelpunt, wordt deze interest geacht afkomstig te zijn uit de Staat waar de vaste inrichting of het vaste middelpunt is gevestigd.
8. Indien, wegens een bijzondere verhouding tussen de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde of tussen hen beiden en een derde, het bedrag van de betaalde interest, gelet op de schuldvordering ter zake waarvan deze wordt betaald, hoger is dan het bedrag dat zonder zulk een verhouding door de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde zou zijn overeengekomen, zijn de bepalingen van dit artikel slechts op het laatstbedoelde bedrag van toepassing. In dat geval blijft het daarboven uitgaande deel van het betaalde bedrag belastbaar overeenkomstig de wetgeving van elk van de Verdragsluitende Staten, zulks met inachtneming van de overige bepalingen van dit Verdrag.
VIII. Ad Artikelen 10, 11 en 12
Indien aan de bron belasting is geheven die het belastingbedrag dat ingevolge de bepalingen van artikel 10, 11 of 12 mag worden geheven te boven gaat, moeten verzoeken om teruggaaf van het daarboven uitgaande belastingbedrag worden ingediend bij de bevoegde autoriteit van de Staat die de belasting heeft geheven, binnen een tijdvak van drie jaar na afloop van het kalenderjaar waarin de belasting is geheven.
X. Ad Artikel 11
De bepalingen van onderdeel d. (ii) van het derde lid zijn slechts van toepassing gedurende de eerste vijf jaren nadat dit Verdrag voor het eerst toepassing vindt. Deze periode kan in onderlinge overeenstemming tussen de bevoegde autoriteiten worden verlengd. De Verdragsluitende Staten zullen elkaar schriftelijk via diplomatieke kanalen van een zodanige overeenstemming op de hoogte stellen.
X. Ad Artikelen 11 en 12
Ingeval een Verdragsluitende Staat in zijn nationale wetgeving een bronbelasting op interest of royalty's invoert, dan zal, niettegenstaande de bepalingen van artikel 11, tweede lid en artikel 12, tweede lid, gedurende een tijdvak van vijf jaren na zodanige invoering geen bronbelasting worden geheven over interest of royalty's, al naar gelang het geval, betaald ter zake van overeenkomsten gesloten voor de datum van ondertekening van dit Verdrag.
Hierboven vindt u de tekst uit het belastingverdrag tussen Nederland en het betreffende land met betrekking tot dividenden en de bijbehorende protocolartikelen. Graag maken wij u erop attent dat het effectieve percentage bronbelasting kan afwijken van wat in het verdrag is bepaald, bijvoorbeeld door antimisbruikbepalingen in lokale wetgeving, etc.