Nieuw-Zeeland verdragen Rente

Land Nieuw-Zeeland
Verdragsartikel
Datum getekend 15 december 1980
Datum van kracht 18 maart 1981


Artikel 11. Interest

1. Interest afkomstig uit een van de Staten en betaald aan een inwoner van de andere Staat, mag in die andere Staat worden belast.

2. Deze interest mag echter ook in de Staat waaruit zij afkomstig is, overeenkomstig de wetgeving van die Staat worden belast, maar indien de genieter de uiteindelijk gerechtigde tot de interest is, mag de aldus geheven belasting 10 percent van het brutobedrag van de interest niet overschrijden.

3. Niettegenstaande de bepalingen van het tweede lid mag de Staat waaruit de interest afkomstig is, geen belasting heffen op interest die wordt betaald aan de andere Staat of aan een agentschap of instantie (daaronder begrepen een financiële instelling) die geheel eigendom is van die andere Staat, dan wel aan de Nederlandsche Bank NV of aan de 'Reserve Bank' van Nieuw-zeeland.

4. De bevoegde autoriteiten van de Staten regelen in onderlinge overeenstemming de wijze van toepassing van het tweede en derde lid.

5. De uitdrukking 'interest', zoals gebezigd in dit artikel, betekent inkomsten uit schuldvorderingen van welke aard ook, al dan niet verzekerd door hypotheek en al dan niet aanspraak gevende op een aandeel in de winst van de schuldenaar, en in het bijzonder inkomsten uit overheidsleningen en inkomsten uit obligaties of schuldbewijzen, daaronder begrepen de aan zodanige leningen, obligaties of schuldbewijzen verbonden premies en prijzen. Deze uitdrukking omvat echter niet de inkomsten die in artikel 10 zijn behandeld. In rekening gebrachte boete voor te late betaling wordt voor de toepassing van dit artikel niet als interest aangemerkt.

6. De bepalingen van het eerste, tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de uiteindelijk gerechtigde tot de interest, die inwoner is van een van de Staten, in de andere Staat waaruit de interest afkomstig is een bedrijf uitoefent door middel van een aldaar gevestigde vaste inrichting, of in die andere Staat zelfstandige arbeid verricht vanuit een aldaar gevestigd vast middelpunt, en de vordering uit hoofde waarvan de interest wordt betaald, tot het bedrijfsvermogen van die vaste inrichting of tot het beroepsvermogen van dat vaste middelpunt behoort. In dat geval zijn, naar gelang van het geval, de bepalingen van artikel 7 of artikel 14 van toepassing.

7. Interest wordt geacht uit een van de Staten afkomstig te zijn, indien deze wordt betaald door die Staat zelf, door een staatkundig onderdeel, door een plaatselijk publiekrechtelijk lichaam of door een inwoner van die Staat. Indien evenwel de persoon die de interest betaalt, of hij inwoner van een van de Staten is of niet, in een van de Staten een vaste inrichting of een vast middelpunt heeft, waarvoor de schuld ter zake waarvan de interest wordt betaald, was aangegaan, en deze interest ten laste komt van die vaste inrichting of van dat vaste middelpunt, wordt deze interest geacht afkomstig te zijn uit de Staat waar de vaste inrichting of het vaste middelpunt is gevestigd.

8. Indien, ten gevolge van een bijzondere verhouding tussen de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde of tussen hen beiden en een derde, het bedrag van de betaalde interest, gelet op de schuldvordering ter zake waarvan deze wordt betaald, hoger is dan het bedrag dat zonder zulk een verhouding door de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde zou zijn overeengekomen, vinden de bepalingen van dit artikel slechts op het laatstbedoelde bedrag toepassing. In dat geval blijft het daarboven uitgaande deel van het betaalde bedrag belastbaar overeenkomstig de wetgeving van elk van de Staten, zulks met inachtneming van de overige bepalingen van deze Overeenkomst.

Protocol:

V. Ad Artikel 10, 11 en 12

Indien Nieuw-zeeland in een toekomstige overeenkomst tot het vermijden van dubbele belasting met een ander land dat lid is van de Organisatie van Economische Samenwerking en Ontwikkeling zijn bronheffing op dividenden, interest en royalty's mocht beperken tot een tarief dat lager is dan dat waarin een van de voornoemde artikelen voorziet, gaat Nieuw-zeeland zo spoedig mogelijk onderhandelingen aan met Nederland om het desbetreffende artikel te herzien ten einde Nederland dezelfde behandeling te verlenen.

VI. Ad Artikel 10, 11 en 12

Bij de beoordeling van de vraag of de uiteindelijk gerechtigde tot dividenden, interest of royalty’s inwoner is van Nieuw-zeeland, worden dividenden, interest of royalty’s ter zake waarvan een trustee in Nieuw-zeeland aan belasting is onderworpen, behandeld als ware deze trustee de uiteindelijk gerechtigde daarvan.

VII. Ad Artikel 10, 11 en 12

Verzoeken om teruggaaf van belasting die niet in overeenstemming met de bepalingen van de artikelen 10, 11 en 12 is geheven, moeten bij de bevoegde autoriteit van de Staat die de belasting heeft geheven worden ingediend binnen een tijdvak van vijf jaren na het einde van het belastingjaar waarin de belasting is geheven.

VIII. Ad Artikel 11

De uitdrukking „een agentschap of instantie (daaronder begrepen een financiële instelling) die geheel eigendom is van die andere Staat” zoals gebezigd in het derde lid omvat niet de Bank van Nieuw-zeeland.

 

 

Disclaimer

Hierboven vindt u de tekst uit het belastingverdrag tussen Nederland en het betreffende land met betrekking tot dividenden en de bijbehorende protocolartikelen. Graag maken wij u erop attent dat het effectieve percentage bronbelasting kan afwijken van wat in het verdrag is bepaald, bijvoorbeeld door antimisbruikbepalingen in lokale wetgeving, etc.