Oeganda verdragen Rente

Land Oeganda
Verdragsartikel
Datum getekend 31 augustus 2004
Datum van kracht 10 september 2006


Artikel 11. Interest

1. Interest afkomstig uit een Verdragsluitende Staat die wordt verkregen door een inwoner van de andere Verdragsluitende Staat die de uiteindelijke gerechtigde is, mag in die andere Staat worden belast.

2. Deze interest mag echter ook in de Verdragsluitende Staat waaruit zij afkomstig is, overeenkomstig de wetgeving van die Staat worden belast, maar indien de uiteindelijk gerechtigde tot de interest, een inwoner van de andere Verdragsluitende Staat is, mag de aldus geheven belasting 10 percent van het brutobedrag van de interest niet overschrijden.
3. Niettegenstaande de bepalingen van het tweede lid, is interest afkomstig uit een Verdragsluitende Staat vrijgesteld van belasting in die Staat indien deze is betaald ter zake van een lening van welke soort dan ook

a. verstrekt of gegarandeerd door de regering, een staatkundig onderdeel of plaatselijk publiekrechtelijk lichaam ervan of een agentschap van de andere Verdragsluitende Staat of de Centrale Bank van de andere Verdragsluitende Staat;

b.
i. verstrekt door een bank,
 
ii. verstrekt door een financiële instelling met een publiekrechtelijk karakter,

mits in het geval van dit onderdeel de termijn voor aflossing van de lening ten minste drie jaar bedraagt.

4. De bevoegde autoriteiten van de Verdragsluitende Staten regelen in onderlinge overeenstemming de wijze van toepassing van het tweede en derde lid.

5. De uitdrukking 'interest', zoals gebezigd in dit artikel betekent inkomsten uit schuldvorderingen van welke aard ook, al dan niet verzekerd door hypotheek en al dan niet aanspraak gevend op een aandeel in de winst van de schuldenaar, en in het bijzonder inkomsten uit overheidsleningen en inkomsten uit obligaties of schuldbewijzen, waaronder begrepen de aan zodanige leningen, obligaties of schuldbewijzen verbonden premies en prijzen. In rekening gebrachte boetes voor te late betaling worden voor de toepassing van dit artikel niet als interest aangemerkt.

6. De bepalingen van het eerste, tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de uiteindelijk gerechtigde tot de interest, die inwoner is van een Verdragsluitende Staat, in de andere Verdragsluitende Staat waaruit de interest afkomstig is, een bedrijf uitoefent door middel van een aldaar gevestigde vaste inrichting en de vordering uit hoofde waarvan de interest wordt betaald, tot het bedrijfsvermogen die vaste inrichting behoort. In dat geval zijn de bepalingen van artikel 7 van toepassing

7. Interest wordt geacht uit een Verdragsluitende Staat afkomstig te zijn indien zij wordt betaald door een inwoner van die Staat. Indien evenwel de persoon die de interest betaalt, of hij inwoner van een Verdragsluitende Staat is of niet, in een Verdragsluitende Staat een vaste inrichting heeft, waarvoor de schuld ter zake waarvan de interest wordt betaald, was aangegaan, en deze interest ten laste komt van die vaste inrichting, wordt deze interest geacht afkomstig te zijn uit de Staat waar de vaste inrichting is gevestigd.

8. Indien, wegens een bijzondere verhouding tussen de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde of tussen hen beiden en een derde, het bedrag van de interest, gelet op de schuldvordering ter zake waarvan deze wordt betaald, hoger is dan het bedrag dat zonder zulk een verhouding door de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde zou zijn overeengekomen, zijn de bepalingen van dit artikel slechts op het laatstbedoelde bedrag van toepassing. In dat geval blijft het daarboven uitgaande deel van het betaalde bedrag belastbaar overeenkomstig de wetgeving van elk van de Verdragsluitende Staten, zulks met inachtneming van de overige bepalingen van dit Verdrag.

Protocol:

X. Ad artikelen 10 en 11

Niettegenstaande artikel 10, zesde lid, is het wel te verstaan dat de uitdrukking „dividenden” mede omvat inkomsten uit schuldvorderingen, mits de wetgeving van een Verdragsluitende Staat deze inkomsten uit schuldvorderingen op dezelfde wijze aan belastingheffing onderwerpt als inkomsten uit aandelen aan de hand van een combinatie van de volgende criteria:

-de datum van aflossing van de lening;

-de hoogte van de vergoeding of de verschuldigdheid van de vergoeding hangt af van de winst of de uitdelingen van de winst; en

-de rangorde van een lening

XI. Ad artikelen 5 en 7, 10, 11 en 12

Indien aan de bron belasting is geheven die het belastingbedrag dat ingevolge de bepalingen van de artikelen 5 en 7, 10, 11 of 12 mag worden geheven te boven gaat, moeten verzoeken om teruggaaf van het daarboven uitgaande belastingbedrag worden ingediend bij de bevoegde autoriteit van de Staat die de belasting heeft geheven, binnen een tijdvak van drie jaar na afloop van het kalenderjaar waarin de belasting is geheven. De teruggave geschiedt binnen een termijn van zes maanden na [de datum] waarop het verzoek bij de bevoegde autoriteit werd ingediend. De termijn van zes maanden kan worden verlengd indien beide Verdragsluitende Staten overeenkomen dat de benodigde documentatie niet is overgelegd aan de bevoegde autoriteit van eerstgenoemde Staat.

XIV. Ad artikel 11

Het is wel te verstaan dat indien een persoon als bedoeld in artikel 11, derde lid, onderdeel a, een lening verstrekt via een andere persoon, de lening wordt geacht te zijn verstrekt door de eerstbedoelde persoon. Als persoon bedoeld in artikel 11, derde lid, onderdeel a, worden tevens aangemerkt de Nederlandse Financieringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden NV (FMO) en de Nederlandse Investeringsbank voor Ontwikkelingslanden VN (NIO).

 

Disclaimer

Hierboven vindt u de tekst uit het belastingverdrag tussen Nederland en het betreffende land met betrekking tot dividenden en de bijbehorende protocolartikelen. Graag maken wij u erop attent dat het effectieve percentage bronbelasting kan afwijken van wat in het verdrag is bepaald, bijvoorbeeld door antimisbruikbepalingen in lokale wetgeving, etc.