Land | Panama |
Verdragsartikel | |
Datum getekend | 06 oktober 2010 |
Datum van kracht | 01 december 2011 |
1. Interest afkomstig uit een Verdragsluitende Staat die wordt verkregen door een inwoner van de andere Verdragsluitende Staat die de uiteindelijk gerechtigde is, mag in die andere Staat worden belast.
2. Deze interest mag echter ook in de Verdragsluitende Staat waaruit hij afkomstig is overeenkomstig de wetgeving van die Staat worden belast, maar indien de uiteindelijk gerechtigde tot de interest een inwoner van de andere Verdragsluitende Staat is, mag de aldus geheven belasting 5 procent van het brutobedrag niet overschrijden. De bevoegde autoriteiten van de Verdragsluitende Staten regelen in onderlinge overeenstemming de wijze van toepassing van deze beperking.
3. Niettegenstaande de bepalingen van het tweede lid, mag interest afkomstig uit een Verdragsluitende Staat en betaald aan een inwoner van de andere Verdragsluitende Staat uitsluitend in die andere Staat worden belast indien
a. de uiteindelijk gerechtigde tot de interest een Verdragsluitende Staat, de Centrale Bank van een Verdragsluitende Staat of een van de staatkundige onderdelen of plaatselijke publiekrechtelijke lichamen daarvan is;
b. de interest in verband met de verkoop op krediet van koopwaar of uitrusting aan een onderneming van een Verdragsluitende Staat betaald wordt;
c. de interest aan andere eenheden of instanties (met inbegrip van financiële instellingen) betaald wordt als gevolg van door dergelijke instellingen of instanties verstrekte financiering in verband met overeenkomsten die tussen de Regeringen van de Verdragsluitende Staten zijn gesloten; of
d. de uiteindelijk gerechtigde tot de interest een pensioenfonds is dat ingevolge de wettelijke bepalingen van een Verdragsluitende Staat erkend is en onder toezicht staat.
4. De uitdrukking "interest", zoals gebezigd in dit artikel, betekent inkomsten uit schuldvorderingen van welke aard ook, al dan niet verzekerd door hypotheek en al dan niet aanspraak gevend op een aandeel in de winst van de schuldenaar, en in het bijzonder inkomsten uit overheidsleningen en inkomsten uit obligaties of schuldbewijzen, waaronder begrepen de aan zodanige leningen, obligaties of schuldbewijzen verbonden premies of prijzen, alsook daarmee verband houdende garantievergoedingen en commissies. In rekening gebrachte boetes voor een te late betaling worden voor de toepassing van dit artikel niet als interest aangemerkt.
5. De bepalingen van het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing indien de uiteindelijk gerechtigde tot de interest, die inwoner is van een Verdragsluitende Staat, in de andere Verdragsluitende Staat waaruit de interest afkomstig is, een bedrijf uitoefent door middel van een aldaar gevestigde vaste inrichting en de schuldvordering uit hoofde waarvan de interest wordt betaald, tot het bedrijfsvermogen van die vaste inrichting behoort. In dat geval zijn de bepalingen van artikel 7 van toepassing.
6. Interest wordt geacht afkomstig te zijn uit een Verdragsluitende Staat indien zij wordt betaald door een inwoner van die Staat. Indien evenwel de persoon die de interest betaalt, of hij inwoner van een Verdragsluitende Staat is of niet, in een Verdragsluitende Staat een vaste inrichting heeft waarvoor de schuld ter zake waarvan de interest wordt betaald was aangegaan en deze interest ten laste komt van die vaste inrichting, wordt deze interest geacht afkomstig te zijn uit de Verdragsluitende Staat waar de vaste inrichting is gevestigd.
7. Indien, wegens een bijzondere verhouding tussen de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde tot de interest of tussen hen beiden en een derde, het bedrag van de interest, gelet op de schuldvordering ter zake waarvan deze wordt betaald, hoger is dan het bedrag dat zonder zulk een verhouding door de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde tot de interest zou zijn overeengekomen, zijn de bepalingen van dit artikel slechts op het laatstbedoelde bedrag van de interest van toepassing. In dat geval blijft het daarboven uitgaande deel van het betaalde bedrag belastbaar overeenkomstig de wetgeving van elk van de Verdragsluitende Staten, zulks met inachtneming van de overige bepalingen van dit Verdrag.
XII. Ad artikel 10, achtste lid, en artikel 11, vierde lid
Niettegenstaande artikel 10, achtste lid, en artikel 11, vierde lid, is het wel te verstaan dat inkomsten uit schuldvorderingen worden beschouwd als dividenden, als bedoeld in artikel 10, achtste lid, mits de wetgeving van de Verdragsluitende Staat waaruit deze inkomsten afkomstig zijn deze inkomsten op dezelfde wijze aan belastingheffing onderwerpt als inkomsten uit aandelen aan de hand van een combinatie van ten minste twee van de volgende criteria:
a. de aflossingsdatum van de schuldvordering;
b. de mate waarin de hoogte van de vergoeding of de verschuldigdheid van de vergoeding afhangt van de winst of de uitdelingen van de winst van de schuldenaar of van een onderneming die verbonden is met de schuldenaar; of
c. de rangorde van de schuldvordering.
XIII. Ad artikelen 10, 11 en 12
Indien aan de bron belasting is geheven die het belastingbedrag dat ingevolge de bepalingen van de artikelen 10, 11 of 12 mag worden geheven te boven gaat, moeten verzoeken om teruggaaf van het daarboven uitgaande belastingbedrag worden ingediend bij de bevoegde autoriteit van de Staat die de belasting heeft geheven, binnen een tijdvak van drie jaar na afloop van het kalenderjaar waarin de belasting is geheven.
Hierboven vindt u de tekst uit het belastingverdrag tussen Nederland en het betreffende land met betrekking tot dividenden en de bijbehorende protocolartikelen. Graag maken wij u erop attent dat het effectieve percentage bronbelasting kan afwijken van wat in het verdrag is bepaald, bijvoorbeeld door antimisbruikbepalingen in lokale wetgeving, etc.