Land | Roemenië |
Verdragsartikel | |
Datum getekend | 05 maart 1998 |
Datum van kracht | 29 juli 1999 |
1. Interest afkomstig uit een Verdragsluitende Staat en betaald aan een inwoner van de andere Verdragsluitende Staat mag in de andere Staat worden belast.
2. Deze interest mag echter ook in de Verdragsluitende Staat waaruit zij afkomstig is, overeenkomstig de wetgeving van die Staat worden belast, maar indien de uiteindelijk gerechtigde tot de interest een inwoner van de andere Verdragsluitende Staat is, mag de aldus geheven belasting 3 percent van het brutobedrag van de interest niet overschrijden.
3. Niettegenstaande de bepalingen van het tweede lid, is interest afkomstig uit een van de Verdragsluitende Staten en betaald aan een inwoner van de andere Verdragsluitende Staat die de uiteindelijk gerechtigde daartoe is, slechts belastbaar in de andere Verdragsluitende Staat indien aan een van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
i. de schuldenaar of de genieter van de interest is de Regering van een Verdragsluitende Staat zelf, een openbaar lichaam, een staatkundig onderdeel, een territoriaal-administratief onderdeel of een plaatselijk publiekrechtelijk lichaam daarvan of de Centrale Bank van de Verdragsluitende Staat;
ii. de interest wordt betaald ter zake van een lening, verstrekt, goedgekeurd, gegarandeerd of verzekerd door de Regering van een Verdragsluitende Staat, de Centrale Bank van een Verdragsluitende Staat of enig agentschap dat of enige instantie (daaronder begrepen een financiële instelling) die eigendom is van of wordt beheerst door de Regering van een Verdragsluitende Staat;
iii. de interest wordt betaald ter zake van een lening, verstrekt door een bank of een andere financiële instelling (daaronder begrepen een verzekeringsmaatschappij);
iv. de interest wordt betaald ter zake van een lening met een looptijd van meer dan twee jaar;
v. de interest wordt betaald in verband met de verkoop op afbetaling van nijverheids- of handelsuitrusting of wetenschappelijke uitrusting.
4. De bevoegde autoriteiten van de Verdragsluitende Staten regelen in onderlinge overeenstemming de wijze van toepassing van het tweede en derde lid.
5. De uitdrukking 'interest', zoals gebezigd in dit artikel, betekent inkomsten uit schuldvorderingen van welke aard ook, al dan niet verzekerd door hypotheek, en al dan niet aanspraak gevend op een aandeel in de winst van de schuldenaar, en in het bijzonder inkomsten uit overheidsleningen en inkomsten uit obligaties of schuldbewijzen, waaronder begrepen de aan zodanige leningen, obligaties of schuldbewijzen verbonden premies en prijzen. In rekening gebrachte boete voor te late betaling wordt voor de toepassing van dit artikel niet als interest aangemerkt.
6. De bepalingen van het eerste, tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de uiteindelijk gerechtigde tot de interest, die inwoner is van een Verdragsluitende Staat, in de andere Verdragsluitende Staat waaruit de interest afkomstig is een bedrijf uitoefent door middel van een aldaar gevestigde vaste inrichting, of in die andere Staat zelfstandige arbeid verricht vanuit een aldaar gevestigd vast middelpunt, en de vordering uit hoofde waarvan de interest wordt betaald, tot het bedrijfsvermogen van die vaste inrichting of tot het beroepsvermogen van dat vaste middelpunt behoort. In dat geval zijn, naar gelang van het geval, de bepalingen van artikel 7 of artikel 14 van toepassing.
7. Interest wordt geacht uit een Verdragsluitende Staat afkomstig te zijn indien de schuldenaar een inwoner is van die Staat. Indien evenwel de persoon die de interest betaalt, of hij inwoner van een Verdragsluitende Staat is of niet, in een Verdragsluitende Staat een vaste inrichting of een vast middelpunt heeft, waarvoor de schuld ter zake waarvan de interest wordt betaald, was aangegaan, en deze interest ten laste komt van die vaste inrichting of van dat vaste middelpunt, wordt deze interest geacht afkomstig te zijn uit de Staat waar de vaste inrichting of het vaste middelpunt is gevestigd.
8. Indien, wegens een bijzondere verhouding tussen de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde of tussen hen beiden en een derde, het bedrag van de betaalde interest, gelet op de schuldvordering ter zake waarvan deze wordt betaald, hoger is dan het bedrag dat zonder zulk een verhouding door de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde zou zijn overeengekomen, zijn de bepalingen van dit artikel slechts op het laatstbedoelde bedrag van toepassing. In dat geval blijft het daarboven uitgaande deel van het betaalde bedrag belastbaar overeenkomstig de wetgeving van elk van de Verdragsluitende Staten, zulks met inachtneming van de overige bepalingen van dit Verdrag.
VII. Ad Artikelen 10, 11 en 12
Indien aan de bron belasting is geheven die het belastingbedrag dat ingevolge de bepalingen van artikel 10, 11 of 12 mag worden geheven te boven gaat, moeten verzoeken om teruggaaf van het daarboven uitgaande belastingbedrag worden ingediend bij de bevoegde autoriteit van de Staat die de belasting heeft geheven, binnen een tijdvak van drie jaar na afloop van het kalenderjaar waarin de belasting is geheven.
VIII. Ad Artikelen 10 en 13
Het is wel te verstaan dat inkomsten die worden ontvangen in verband met de (gedeeltelijke) liquidatie van een lichaam of een inkoop van eigen aandelen door een lichaam worden behandeld als inkomsten uit aandelen en niet als vermogenswinsten.
IX. Ad Artikel 11
Niettegenstaande de bepalingen van artikel 11, tweede lid, wordt, indienen zolang als Nederland volgens zijn nationale wetgeving geen bronbelasting heft op interest die wordt betaald aan een inwoner van de andere Verdragsluitende Staat, het in artikel 11, tweede lid, voorziene percentage verlaagd tot 0 percent.
Hierboven vindt u de tekst uit het belastingverdrag tussen Nederland en het betreffende land met betrekking tot dividenden en de bijbehorende protocolartikelen. Graag maken wij u erop attent dat het effectieve percentage bronbelasting kan afwijken van wat in het verdrag is bepaald, bijvoorbeeld door antimisbruikbepalingen in lokale wetgeving, etc.