Land | Sri Lanka |
Verdragsartikel | |
Datum getekend | 17 november 1982 |
Datum van kracht | 24 januari 1984 |
1. Interest afkomstig uit een van de Staten en betaald aan een inwoner van de andere Staat, mag in die andere Staat worden belast.
2. Deze interest mag echter ook in de Staat waaruit hij afkomstig is, overeenkomstig de wetgeving van die Staat worden belast, maar indien de genieter de uiteindelijk gerechtigde tot de interest is, mag de aldus geheven belasting 10 percent van het brutobedrag van de interest niet overschrijden.
3. Niettegenstaande de bepalingen van het tweede lid is interest afkomstig uit een van de Staten en betaald aan de Regering van de andere Staat, een staatkundig onderdeel of een plaatselijk publiekrechtelijk lichaam daarvan dan wel aan een agentschap of instantie (daaronder begrepen een financiële instelling) die beheerst wordt door die andere Staat, een staatkundig onderdeel of een plaatselijk publiekrechtelijk lichaam daarvan, vrijgesteld van belasting in de eerstbedoelde Staat.
4. De uitdrukking 'interest', zoals gebezigd in dit artikel, betekent inkomsten uit schuldvorderingen van welke aard ook, al dan niet verzekerd door hypotheek en al dan niet aanspraak gevende op een aandeel in de winst van de schuldenaar, en in het bijzonder inkomsten uit overheidsleningen en inkomsten uit obligaties of schuldbewijzen, daaronder begrepen de aan zodanige leningen, obligaties of schuldbewijzen verbonden premies en prijzen. Deze uitdrukking omvat echter niet de inkomsten die in artikel 10 zijn behandeld. In rekening gebrachte boete voor te late betaling wordt voor de toepassing van dit artikel niet als interest aangemerkt.
5. De bepalingen van het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing indien de uiteindelijk gerechtigde tot de interest, die inwoner is van een van de Staten, in de andere Staat waaruit de interest afkomstig is een bedrijf uitoefent door middel van een aldaar gevestigde vaste inrichting, of in die andere Staat zelfstandige arbeid verricht vanuit een aldaar gevestigd vast middelpunt, en de vordering uit hoofde waarvan de interest wordt betaald, tot het bedrijfsvermogen van die vaste inrichting of tot het beroepsvermogen van dat vaste middelpunt behoort. In dat geval zijn, naar gelang van het geval, de bepalingen van artikel 7 of artikel 14 van toepassing.
6. Interest wordt geacht uit een van de Staten afkomstig te zijn, indien deze wordt betaald door die Staat zelf, door een staatkundig onderdeel, door een plaatselijk publiekrechtelijk lichaam of door een inwoner van die Staat. Indien evenwel de persoon die de interest betaalt, of hij inwoner van een van de Staten is of niet, in een van de Staten een vaste inrichting of een vast middelpunt heeft, waarvoor de schuld ter zake waarvan de interest wordt betaald, was aangegaan, en deze interest ten laste komt van die vaste inrichting of van dat vaste middelpunt, wordt deze interest geacht afkomstig te zijn uit de Staat waar de vaste inrichting of het vaste middelpunt is gevestigd.
7. Indien, ten gevolge van een bijzondere verhouding tussen de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde of tussen hen beiden en een derde, het bedrag van de betaalde interest, gelet op de schuldvordering ter zake waarvan deze wordt betaald, hoger is dan het bedrag dat zonder zulk een verhouding door de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde zou zijn overeengekomen, vinden de bepalingen van dit artikel slechts op het laatstbedoelde bedrag toepassing. In dat geval blijft het daarboven uitgaande deel van het betaalde bedrag belastbaar overeenkomstig de wetgeving van elk van de Staten, zulks met inachtneming van de overige bepalingen van deze Overeenkomst.
III. Ad artikelen 11 en 23
a. In afwijking van het bepaalde in artikel 11, tweede lid, mag de te heffen belasting op interest die afkomstig is uit een van de Staten en die door een bank of een andere financiële instelling die inwoner is van de andere Staat, als uiteindelijk gerechtigde verkregen wordt, 5 percent van het brutobedrag van de interest niet overschrijden. Indien echter na een periode van drie jaar na de inwerkingtreding van de Overeenkomst, krachtens enige Overeenkomst tot het vermijden van dubbele belasting welke is gesloten tussen Sri Lanka en een derde Staat die lid is van de Europese Gemeenschappen (met uitzondering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland), in Sri Lanka een belasting wordt geheven over zodanige interest naar een tarief dat minder bedraagt dan 5 percent, geldt vanaf die datum datzelfde tarief voor deze Overeenkomst.
b. Het bepaalde in artikel 23, derde lid, is van overeenkomstige toepassing op interest bedoeld in lid a.
Indien als gevolg van bijzondere stimuleringsmaatregelen, gericht op het bevorderen van de economische ontwikkeling in Sri Lanka, de in feite geheven Sri Lankaanse belasting over de in lid a bedoelde interest minder bedraagt dan de belasting die Sri Lanka ingevolge dat lid mag heffen, wordt, voor de toepassing van artikel 23, derde lid, de in Sri Lanka over die interest betaalde belasting geacht te zijn betaald naar het belastingtarief dat Sri Lanka krachtens lid a mag heffen.
IV. Ad artikelen 10, 11 en 12
Indien belasting is geheven die het belastingbedrag dat ingevolge de bepalingen van artikel 10, 11 en 12 mag worden geheven te boven gaat, moeten verzoeken om teruggaaf van het daarboven uitgaande belastingbedrag worden ingediend bij de bevoegde autoriteit van de Staat die de belasting heeft geheven, binnen een tijdvak van drie jaren na het einde van het kalenderjaar waarin de belasting is geheven.
Hierboven vindt u de tekst uit het belastingverdrag tussen Nederland en het betreffende land met betrekking tot dividenden en de bijbehorende protocolartikelen. Graag maken wij u erop attent dat het effectieve percentage bronbelasting kan afwijken van wat in het verdrag is bepaald, bijvoorbeeld door antimisbruikbepalingen in lokale wetgeving, etc.